Twee witte duiven
Vlogen op
Boven je huis
Dat een thuis was
Voor de vrede
Buiten de ruis
Van mijn gedachten.
(26-1-2024)
Dit is liefde niet:
Je naam roepen
En mijn stem weerkaatst horen
In de arena van mijn eigen hoofd.
(31-1-2024)
Gedichten en liedteksten van Daphne Jager (1987)
Twee witte duiven
Vlogen op
Boven je huis
Dat een thuis was
Voor de vrede
Buiten de ruis
Van mijn gedachten.
(26-1-2024)
Dit is liefde niet:
Je naam roepen
En mijn stem weerkaatst horen
In de arena van mijn eigen hoofd.
(31-1-2024)
'Vroeger was ik verlegen',
zei ze met een lach.
'Toen kwam ik mezelf tegen
en weet je wat ik zag?
De angst, de pijn, niet goed te zijn.
De haast, de vrees, het was geen feest.'
Ik vroeg met ene stoute schoen:
'Wat deed je toen, wat deed je toen?'
'Ik ergerde me geel en groen,' zei zij
'En ben het heel anders gaan doen.
En wat ik dacht was: wil ik stralen
dan moet ik nu niet langer falen.
Dus toen werd ik perfectionist
en dat is iets wat zwaarder is.
Ik leefde met de blik op mij
van God, de meester, maatschappij.
En toen ik eindelijk wijzer werd
was ik een hulp'loos hijgend hert
net aan de jacht ontkomen
en niet meer vol van vroege dromen
of liefdeslach, die was me vergaan
In elk hertenoog blonk een traan
van zuiver onvolkomenheid
en stil verdriet, en angst, en spijt.'
'Ocharm', sprak ik, en aaide met kracht
haar rug, een zijdenzachte vacht.
Zo mooi haar houding nu, ik dacht,
en wat het leven had gebracht.
'Ach,' zei ze, al met minder schroom,
'Opnieuw was dit een slechte droom
die niemand zich wenst, zo zeg ik je
want ik werd moe van alles wat te was.
Van tienen en pluimen, voorbeeldigheid
en te rode rozen, de wanen, de tijd
die verging dat ik nergens toe kwam
niet aan vriendjes, vriendinnen, de kaars of de vlam.
Ik was te koel, was een oude lantaarn
die niet langer kon branden, en ik stond maar te staan,
in een te lege straat, met slechts tegels en struiken
en gesloten huizen met potdichte luiken.
Tot een jonge onbekommerde fluittoon mij riep
en ik recht op de bron van 't geluid afliep.
Het was mijn ziel, die opwelde
en mij onbeschaamd vertelde
dat ik open mocht gaan
als een bloem bij een raam
van diezelfde stille straat.
En ik zei: waarom zo laat, lieve ziel?
Kom erin, kom erin, en een spinnenwiel
ging tekeer, en mijn draad werd gesponnen.
'k Had mezelf weer overwonnen.
'k Was een bloem tussen andere blommen
die van levenslust gloeiden en glommen.
Ik werd aardig en sociaal
want ik sprak graag Bloementaal.'
'En nu ben je hier,' zo stamelde ik
'Ja, dat klopt,' zei ze gauw, niet langer verstrikt
in haar lange verhaal en nu fier en heel vast
van vertrouwen, vervolgde ze, 'ik ben een mast op een schip, weet je dat?
En al wapp'ren de zeilen met elke wind mee,
ik blijf wel staan, ben stabiel en tevree.'
'En je bloemenhart dan?
Is het weg, al je angst?
Al je grillen en demonen,
al je vrees op aard te wonen?'
'Nou,' zei ze toen, met een blik op de muur
'Het weer op zee is soms guur
en de rotsen komen erg dichtbij
en het zilte zand is geen plek voor mij.
O, het uitzicht is fantastisch
En van avontuur ben ik niet vies.
De zon en zee zijn een zegen
en de wind staat mij niet meer tegen.
Maar...ik ben nog steeds verlegen
Om mijn eigen geschiedenis.'
Wat moet ik dichten,
lieve Maan
over hoe liefde zo ver kwam te staan?
ver in de hemel gelijk een ster of komeet
waarvan slechts jij en ik het bestaan nog weet?
Wat moet ik denken, lieve Maan
nu mijn gedachten zo rakelings af en aan gaan
zich wentelen in aardkorst en toch vluchtig zijn
en slechts jij en ik ons nog heugen de pijn?
Wat moet ik dromen, lieve Maan
want al het gedroomde is nu van de baan
ken je een remedie tegen zwarte gaten
of moet ik de hele liefde maar laten?
en zonder voortbestaan?
Het duurt niet lang
meer
eer jij je ontvouwt – jij
een zeldzame mooie bloem
die oog en oor heeft voor eenieder
echter zichzelve nooit verliest
die ’t water aan de oever zijn wortels wel laat voeden
maar op tijd voor eigen opstanding kiest.
Jouw blauw is dieper nog, dan eender welke zee
je houdt daarvan, het maakt je trots
dat jij – een ranke blauwe lis –
gracieus bent, net als ik, de iris
en toch sterk gelijk een rots.
Dit maakt dat ik op jou kan bouwen
hoewel het water om je wortels klotst.
Mijn geel is feller nog, dan menig zonnebloem
ik lach heel graag maar huil nog meer
met anderen om me heen
het geeft me kracht omringd te zijn
al voel ik me evengoed alleen
maar wat ik zie als ik me strek
is een donkerblauwe, zeer vertrouwde mede-blom
Dag blom, dag blauwe lis
is dit het eind van een geschiedenis?
Het waait – de nacht verwijdt
zich
vanuit mijn ooghoek
Het licht is fraai
fel rood en roze als uit een droomboek.
Lang duurt ’t niet
meer
schaduwen lengen, gestaltes strengen
nu ik hun blik niet zie
en rust zal ’t donker zeker brengen, rust en energie.
De stad deinst niet terug, komt dichterbij
met helverlichte trein en fel lawaai
lamplicht vult de rivier
- pilaren betasten de diepte van de kaai.
Het sust – de lucht is een deken
vergeet-me-niet-blauw geverfd
en ik hoor een zachte zucht
op de dijk, nu de zon langzaam sterft.
Ik wil de consument niet
langer zijn
van dit eet- en drink- en koopfestijn.
Geef me liever vers chagrijn,
laat het stollen tot een zielenpijn.
Ik wil de consument niet langer zijn,
voel me uitgeperst als jus of wijn.
Wil mijn eigen huisje knus en klein,
waar de tijd verdwijnt in rust en reinheid
zonder spijt, besef van wat er komt of plan.
zonder afleiding, oud verdriet of nieuwe vlam.
Want vol eigen-wijsheid, creativiteit, een goudmijn
hoef ik niet langer meer de consument te zijn.
Dit is hoe we het altijd hoopten:
Een zomer vol zon, 't was onze droom.
De regen kon wachten, lachten we
want ach, wat doet ons een geel gazon?
Nee, liever hebben we het perfect.
De sproeikop zo gericht dat alles treft.
Wat boeit het dat de natuur verlept?
En anders maar nep, wie wil er nog echt?
Toch zal men anders mauwen
nu de Côte d'Azur in Zeeland ligt
en men op regen niet meer kan bouwen.
Trekt nog dat zon-, zee- en strandgezicht?
Nu we in onze stenen tuinen rouwen
Om 'n warmte brengend al verzengend zonnelicht?
Twee witte duiven Vlogen op Boven je huis Dat een thuis was Voor de vrede Buiten de ruis Van mijn gedachten. (26-1-2024) ...