Vandaag
kwam er niets moois
uit mijn vermoeide hoofd.
De
nacht had me van al mijn
relativiteit
beroofd.
Contact
was slechts
een
noodzaak, leek het wel,
Terwijl
ik normaal
geniet
van het samenspel.
Een
vrucht leek
niets
nog af te werpen.
Wat gebeurde
leek mijn
aandacht
niet te scherpen.
Mijn
vader viel van
een
lange steile trap
en
dit bezorgde mij slechts een
doffe
dreun, een klap
in
mijn bleek gezicht.
Geen
uit- of inzicht,
slechts
het besef dat dit bericht
toch
eens moest komen.
’t Besef
ook: in mijn dromen
vind
ik misschien wat ik zoek,
of in
de donkerte van alles,
in één
of andere hoek
van
de ziel die ik zo graag mijd,
terwijl
ze me juist zeggen wil,
dat
ik me te veel wijd
aan
elke grap of grol of gril.
Hoe
moeilijk toch te zien
waar
dat het heen moet gaan.
Geen
steunpilaar, geen brug,
maar
slechts een snelle autobaan
naar
morgen is ontstaan
die
ik niet durf te begaan
zonder
dat ik zelf mag rijden.
En
dus kan ik alleen stil blijven staan
stil
–
stil
blijven staan
bij
andere tijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten