Ik en
de tijd, wij spreiden ons.
Wij leggen
ons vast in de dag.
Ik vertik
het om met je te leven
– en toch leef ik met je.
Jij vertikt
de uren alsof het momenten zijn
– en zelfs dat zijn het niet.
Het zijn
flinterdunne draadjes ver-innering,
verbonden
in een vlechtwerk
dat we het verleden plegen te noemen,
zonder meer.
Maar toch, met meer veerkracht gaan we verder,
kijken we naar wat zich voordoet,
hopen niet te verliezen wat tussen onze handen afbrokkelt:
een wens, een levensinzicht, een eeuwigheid
in woorden?
dat we het verleden plegen te noemen,
zonder meer.
Maar toch, met meer veerkracht gaan we verder,
kijken we naar wat zich voordoet,
hopen niet te verliezen wat tussen onze handen afbrokkelt:
een wens, een levensinzicht, een eeuwigheid
in woorden?
Gevangen in mijn hand ben jij, tijd,
een klein vogeltje gelijk
– en zelfs dat ben je niet.
Er klopt iets niet
in je
en je vliegt wel
maar te snel
of niet snel genoeg.
Bevroren
in het ogenblik
wens ik, wenst de tijd te zijn,
het vogeltje, mijn hand, onze woorden, alles –
wens ik, wenst de tijd te zijn,
het vogeltje, mijn hand, onze woorden, alles –
uiteindelijk.
Geschreven tijdens de schrijf- en stilteretraite van Geertje
Couwenbergh, in Dominicanenklooster Huissen
Moooi!
BeantwoordenVerwijderen/ Tim