dinsdag 23 april 2019

Stil

Vandaag kwam er niets moois
uit mijn vermoeide hoofd.
De nacht had me van al mijn
relativiteit beroofd.

Contact was slechts
een noodzaak, leek het wel,
Terwijl ik normaal
geniet van het samenspel.

Een vrucht leek
niets nog af te werpen.
Wat gebeurde leek mijn
aandacht niet te scherpen.

Mijn vader viel van
een lange steile trap
en dit bezorgde mij slechts een
doffe dreun, een klap

in mijn bleek gezicht.
Geen uit- of inzicht,
slechts het besef dat dit bericht
toch eens moest komen.

’t Besef ook: in mijn dromen
vind ik misschien wat ik zoek,
of in de donkerte van alles,
in één of andere hoek

van de ziel die ik zo graag mijd,
terwijl ze me juist zeggen wil,
dat ik me te veel wijd
aan elke grap of grol of gril.

Hoe moeilijk toch te zien
waar dat het heen moet gaan. 
Geen steunpilaar, geen brug,
maar slechts een snelle autobaan

naar morgen is ontstaan
die ik niet durf te begaan
zonder dat ik zelf mag rijden.
En dus kan ik alleen stil blijven staan

stil –
stil blijven staan
bij andere tijden.

Twee gedichten

Twee witte duiven Vlogen op Boven je huis Dat een thuis was Voor de vrede Buiten de ruis Van mijn gedachten.   (26-1-2024) ...