donderdag 28 september 2023

Verlegen

'Vroeger was ik verlegen',

zei ze met een lach.

'Toen kwam ik mezelf tegen

en weet je wat ik zag?

De angst, de pijn, niet goed te zijn.

De haast, de vrees, het was geen feest.'


Ik vroeg met ene stoute schoen: 

'Wat deed je toen, wat deed je toen?'

'Ik ergerde me geel en groen,' zei zij

'En ben het heel anders gaan doen.

En wat ik dacht was: wil ik stralen 

dan moet ik nu niet langer falen.


Dus toen werd ik perfectionist 

en dat is iets wat zwaarder is.

Ik leefde met de blik op mij

van God, de meester, maatschappij. 

En toen ik eindelijk wijzer werd

was ik een hulp'loos hijgend hert


net aan de jacht ontkomen 

en niet meer vol van vroege dromen

of liefdeslach, die was me vergaan

In elk hertenoog blonk een traan

van zuiver onvolkomenheid 

en stil verdriet, en angst, en spijt.'


'Ocharm', sprak ik, en aaide met kracht 

haar rug, een zijdenzachte vacht.

Zo mooi haar houding nu, ik dacht,

en wat het leven had gebracht.

'Ach,' zei ze, al met minder schroom,

'Opnieuw was dit een slechte droom


die niemand zich wenst, zo zeg ik je

want ik werd moe van alles wat te was.

Van tienen en pluimen, voorbeeldigheid

en te rode rozen, de wanen, de tijd

die verging dat ik nergens toe kwam

niet aan vriendjes, vriendinnen, de kaars of de vlam.

Ik was te koel, was een oude lantaarn 

die niet langer kon branden, en ik stond maar te staan, 

in een te lege straat, met slechts tegels en struiken

en gesloten huizen met potdichte luiken.

Tot een jonge onbekommerde fluittoon mij riep

en ik recht op de bron van 't geluid afliep.


Het was mijn ziel, die opwelde

en mij onbeschaamd vertelde

dat ik open mocht gaan

als een bloem bij een raam

van diezelfde stille straat.

En ik zei: waarom zo laat, lieve ziel?

Kom erin, kom erin, en een spinnenwiel


ging tekeer, en mijn draad werd gesponnen.

'k Had mezelf weer overwonnen.

'k Was een bloem tussen andere blommen

die van levenslust gloeiden en glommen.

Ik werd aardig en sociaal

want ik sprak graag Bloementaal.'


'En nu ben je hier,' zo stamelde ik

'Ja, dat klopt,' zei ze gauw, niet langer verstrikt 

in haar lange verhaal en nu fier en heel vast

van vertrouwen, vervolgde ze, 'ik ben een mast op een schip, weet je dat?

En al wapp'ren de zeilen met elke wind mee,

ik blijf wel staan, ben stabiel en tevree.'


'En je bloemenhart dan?

Is het weg, al je angst? 

Al je grillen en demonen, 

al je vrees op aard te wonen?'

'Nou,' zei ze toen, met een blik op de muur

'Het weer op zee is soms guur


en de rotsen komen erg dichtbij

en het zilte zand is geen plek voor mij.

O, het uitzicht is fantastisch 

En van avontuur ben ik niet vies.

De zon en zee zijn een zegen

en de wind staat mij niet meer tegen. 


Maar...ik ben nog steeds verlegen

Om mijn eigen geschiedenis.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Twee gedichten

Twee witte duiven Vlogen op Boven je huis Dat een thuis was Voor de vrede Buiten de ruis Van mijn gedachten.   (26-1-2024) ...